Het gourmetstel vormt de splijtzwam onder menig kerstetentje. Voor de één is het een jaarlijks hoogtepunt waar al in Juli halsreikend naar wordt uitgekeken. Voor de ander een verplicht nummertje waarvan de uitkomst al van te voren kan worden uitgeschreven.
Tante Tiinnie met de vetspetters op haar zondagse jurk. Oom Sjon die zijn slavinkjes bijna rauw naar binnen werkt ( en in besloten kring zodoende te boek staat als Sjonnie Salmonella). Mocht je toevallig geen kleurtjes op de handvatten hebben zitten, dan krijg je ook nog zo maar mot met oma over van wie welk pannetje nou ook weer is. Moeders die achteraf weer steen en been klaagt over de stank in de gordijnen. Om nog maar te zwijgen over de valse premisse, dat gourmetten zo lekker gemakkelijk zou zijn, terwijl je in de praktijk alsnog de halve kerstdag in de keuken staat om spiesjes te rijgen, beslagjes te mixen en champignonnetjes te snijden.
“Aan gourmetten begin je thuis vaak vol goede moed maar al heel snel baal je dat je er weer ben in getrapt. Of je nu voor of tegen bent; gourmetten met kerst is uitgegroeid tot een van de meest oer-Hollandse tradities. Het is als met een wortelkanaalbehandeling of het eerste vriendje van je dochter: je wet de dans misschien een tijdje te ontspringen, maar uiteindelijk moet je er hoe dan ook aan geloven en kun je er maar beter het beste van maken. Maar is die haat-liefdeverhouding met het gourmetstel wel zo diepgeworteld in onze volksaard als we denken? Het antwoord is neen. Amper 40 jaar geleden zat tijdens de kerstdagen helemaal niemand tussen de piepkleine pannetjes. Kerst betekende kaasfonduen.
Maar de populariteit van de fondue groeide zo hard dat het voormalige Voorlichtingsbureau Vlees en het Bedrijfschap Slagersbedrijf in 1977 de tegenaanval inzetten met de promotiecampagne Gourmet, probeer ’t eens. Chef-koks reisden wekenlang als een soort gourmettende tupperwareparty langs huisvrouwenverenigingen van Alblasserdam tot Zundert om heel het land warm te maken voor de kleine eenpansvleesjes. Met succes!
Externe bron
Laat een antwoord achter aan martin de baat Reactie annuleren